top of page
UGC logo.png

Gelijkenissen van wijsheid

'Laat mij voor mijn geliefde een lied zingen van mijn geliefde over zijn wijngaard. Mijn geliefde had een wijngaard op een zeer vruchtbare heuvel.  Hij groef het op, verzamelde de stenen, plantte het met de beste wijnstokken, bouwde een...  toren  in het midden, en snij daarin ook een wijnpers uit. Hij zocht ernaar om druiven op te leveren, maar het leverde wilde druiven op.  "Nu, inwoners van  Jeruzalem  en mannen van Juda, oordeel alstublieft tussen mij en mijn wijngaard.  Wat had er nog meer aan mijn wijngaard kunnen worden gedaan, dat ik er niet in heb gedaan? Waarom, toen ik ernaar zocht om druiven op te leveren, leverde het wilde druiven op?  Nu zal ik je vertellen wat ik met mijn wijngaard ga doen. Ik zal zijn heg wegnemen, en hij zal worden opgegeten. Ik zal zijn muur afbreken, en hij zal vertrapt worden.  Ik zal er een woestenij van maken. Het zal niet gesnoeid of gekapt worden, maar het zal doorns en doornen groeien. Ik zal ook de wolken gebieden dat ze er geen regen op laten regenen."  Want de wijngaard van de HEER der heerscharen is de  huis  van Israël en de mannen van  Juda  zijn aangename plant: en hij zocht gerechtigheid, maar zie, verdrukking; voor gerechtigheid, maar zie, een noodkreet.  Wee degenen die meedoen  huis  naar huis, die veld aan veld leggen, totdat er geen plaats meer is, en je alleen in het midden van het land moet wonen!  In mijn oren zegt de HEER der heerscharen: "Veel huizen zullen zeker verlaten zijn, zelfs groot en mooi, onbewoond.  Want tien acres wijngaard zal één bath opleveren, en a  Homerus  zaad zal een efa opleveren."  Wee degenen die 's morgens vroeg opstaan, opdat zij sterke drank volgen; die tot diep in de nacht blijven, totdat de wijn hen doet ontvlammen!  De harp, lier, tamboerijn en fluit, met wijn, zijn op hun feesten; maar ze hebben geen respect voor het werk van de HEER, noch hebben ze rekening gehouden met de werking van zijn handen.  Daarom gaan mijn mensen in op  gevangenschap  wegens gebrek aan kennis. Hun eervolle mannen zijn uitgehongerd en hun menigte is uitgedroogd van dorst.  Daarom heeft Sheol zijn verlangen vergroot en zijn mond zonder mate geopend; en hun glorie, hun menigte, hun praal, en hij die zich onder hen verheugt, daal daarin af.  Dus de mens wordt vernederd, de mensheid wordt vernederd en de ogen van de arroganten worden vernederd;  maar de HEER der heerscharen is verheven in gerechtigheid, en God de Heilige is geheiligd in gerechtigheid.  Dan zullen de lammeren grazen als in hun weide, en vreemdelingen zullen de ruïnes van de rijken opeten.  Wee degenen die ongerechtigheid trekken met koorden van leugen, en goddeloosheid als met karrentouw;  Die zeggen: "Laat hem snelheid maken, laat hem zijn werk bespoedigen, zodat wij het kunnen zien; en laat de raad van de Heilige van  Israël  nader en kom, opdat wij het weten!"  Wee degenen die het kwade goed noemen, en het goede kwaad; wie zet  duisternis  voor licht, en  licht  voor duisternis; die bitter voor zoet stellen, en zoet voor bitter!  Wee degenen die wijs zijn in hun eigen ogen en verstandig in hun eigen ogen!  Wee degenen die machtig zijn om wijn te drinken, en kampioenen in het mengen van sterke drank;  die de schuldigen vrijspreken voor steekpenningen, maar gerechtigheid ontkennen voor de onschuldigen!  Daarom zoals de tong van vuur de stoppels verslindt, en zoals de droge  gras-inkt naar beneden in de vlam, zodat hun wortel zal zijn als verrotting, en hun bloesem zal opstijgen als stof; omdat zij de wet van de HERE der heerscharen hebben verworpen en het woord van de Heilige van Israël veracht hebben.  Daarom ontbrandt de toorn van de HEERE tegen zijn volk, en hij heeft zijn hand tegen hen uitgestrekt en hen geslagen. De bergen trillen en hun lijken liggen als afval midden op straat. Ondanks dit alles wordt zijn woede niet afgewend, maar is zijn hand nog steeds uitgestrekt.  Hij zal van verre een banier opheffen voor de volken, en hij zal voor hen fluiten vanaf het einde van de aarde. Zie, zij zullen snel en snel komen.  Niemand zal onder hen vermoeid zijn of struikelen; niemand zal sluimeren of slapen; noch zal de riem van hun middel worden losgemaakt, noch de riem van hun sandalen worden verbroken;  wiens pijlen scherp zijn en al hun bogen gebogen. De hoeven van hun paarden zullen zijn als vuursteen en hun wielen als een wervelwind.  Hun gebrul zal zijn als een leeuwin. Ze zullen brullen als jonge leeuwen. Ja, ze zullen brullen en hun prooi grijpen en wegdragen, en er zal niemand zijn om te bevrijden.  Op die dag zullen ze tegen hen brullen als het gebulder van de zee. Als men naar het land kijkt, zie,  duisternis  en nood. De  licht  is verduisterd in zijn wolken.'     Jesaja 5  

 

 

 

 

'"Bovendien klaagt u over de vorsten van Israël,  en zeg: 'Wat was je moeder? Een leeuwin. Ze lag tussen de leeuwen, te midden van de jonge leeuwen voedde ze haar welpen.  Ze bracht een van haar welpen groot. Hij werd een jonge leeuw. Hij leerde de prooi te vangen. Hij verslond mannen.  Ook de volken hoorden van hem. Hij werd in hun put genomen; en zij brachten hem met haken naar het land Egypte.  "'Toen ze nu zag dat ze had gewacht en haar hoop verloren was, nam ze nog een van haar welpen en maakte een jonge leeuw van hem.  Hij ging op en neer tussen de leeuwen. Hij werd een jonge leeuw. Hij leerde de prooi te vangen. Hij verslond mannen.  Hij kende hun paleizen en verwoestte hun steden. Het land was woest, met zijn volheid, vanwege het geluid van zijn gebrul.  Toen vielen de volken hem aan alle kanten vanuit de provincies aan. Ze spreidden hun net over hem uit. Hij werd meegenomen in hun put.  Ze stopten hem in een kooi met haken en brachten hem naar de koning van Babylon. Ze brachten hem in bolwerken, zodat zijn stem niet meer gehoord zou worden op de bergen van Israël. 

"'Uw  moeder  was als een wijnstok in uw bloed, geplant aan het water. Het was vruchtbaar en vol takken vanwege de vele wateren.  Het had sterke takken voor de scepters van degenen die regeerden. Hun gestalte was verheven tussen de dikke takken. Ze werden gezien in hun hoogte met de veelheid van hun takken.  Maar het werd geplukt in woede. Het werd op de grond geworpen, en de oostenwind verdroogde zijn vrucht. Zijn sterke takken waren afgebroken en verdord. Het vuur verteerde hen.  Nu is het geplant in de woestijn, in een droog en dorstig land.  Het vuur is uit zijn takken verdwenen. Het heeft zijn vrucht verslonden, zodat er geen sterke tak in zit om een scepter te zijn om te heersen. 'Dit is een klaaglied, en het zal tot een klaagzang zijn."' Ezechiël 19

 

 

 

 

 

 

'Het woord van de HEER kwam tot mij, zeggende:  "Mensenzoon, vertel een raadsel en spreek een...  gelijkenis  naar de  huis  van Israël;  en zeg: 'Zo zegt de Here God: "Een geweldige  adelaar  met grote vleugels en lange veren, vol veren, die verschillende kleuren hadden, kwam naar Libanon en nam de top van de ceder.  Hij sneed de bovenste van zijn jonge twijgen af en droeg die naar een land van verkeer. Hij plantte het in een stad van kooplieden.” '"Hij nam ook wat van het zaad van het land en plantte het in vruchtbare grond. Hij plaatste het naast vele wateren. Hij zette het als een  wilg  boom.  Het groeide en werd een zich uitbreidende wijnstok van lage gestalte, waarvan de takken zich naar hem toe keerden, en zijn wortels waren onder hem. Dus het werd een wijnstok, produceerde takken en schoot takjes uit."' "Er was ook nog een andere geweldige...  adelaar  met grote vleugels en veel veren. Zie, deze wijnstok boog zijn wortels naar hem toe en schoot zijn takken naar hem uit, van de bedden van zijn plantage, om hem water te geven.  Het werd geplant in een goede grond bij vele wateren, opdat het takken zou voortbrengen, en opdat het vrucht zou dragen, opdat het een goede wijnstok zou zijn."'  "Zeg: 'Zo zegt de Here God: 'Zal het voorspoedig zijn? Zal hij zijn wortels niet uittrekken en zijn vrucht afsnijden, zodat hij kan verdorren; dat al zijn verse, opkomende bladeren verwelken? Het kan niet vanaf zijn wortels worden opgeheven door een sterke arm of door veel mensen.  Ja, zie, zal het geplant worden, voorspoedig zijn? Zal het niet volkomen verwelken als de oostenwind het aanraakt? Het zal verdorren in de bedden waar het groeide."'"  Bovendien kwam het woord van de HEERE tot mij, zeggende:  "Zeg nu tegen het opstandige huis: 'Weet je niet wat deze dingen betekenen?' Zeg tegen hen: 'Zie, de koning van...  Babylon  kwam naar Jeruzalem, nam zijn koning en zijn vorsten mee en bracht ze bij hem naar Babylon.  Hij nam wat van de koninklijke nakomelingen en maakte een...  verbond  met hem. Hij bracht hem ook onder een eed, en nam de machtigen van het land weg;  opdat het koninkrijk zou worden vernederd, dat het zichzelf niet zou verheffen, maar dat door zijn  verbond  het zou kunnen staan.  Maar hij kwam tegen hem in opstand door zijn gezanten naar Egypte te sturen, opdat zij hem paarden en veel mensen zouden geven. Zal hij voorspoedig zijn? Zal hij die zulke dingen doet ontsnappen? Zal hij het verbond breken en toch ontsnappen?  "Zo waar ik leef", zegt de Here God, "zeker in de plaats waar de koning woont die hem koning heeft gemaakt, wiens eed hij verachtte, en wiens  verbond  hij brak, zelfs met hem in het midden van  Babylon  hij zal dood gaan.  Farao  met zijn machtige leger en grote compagnie zal hem niet helpen in de oorlog, wanneer ze heuvels opwerpen en forten bouwen, om veel mensen af te snijden.  Want hij heeft de eed veracht door het verbond te breken; en zie, hij had zijn hand gegeven, en toch heeft hij al deze dingen gedaan. Hij zal niet ontsnappen.  "Daarom zegt de Here God: 'Zo waar ik leef, ik zal zeker op zijn eigen hoofd mijn eed die hij heeft veracht en mijn  verbond  dat hij gebroken heeft.  Ik zal mijn net over hem uitspreiden, en hij zal in mijn strik worden gevangen. Ik zal hem naar Babylon brengen en daar met hem in het gericht treden voor zijn overtreding die hij tegen mij heeft begaan.  Al zijn voortvluchtigen in al zijn bendes zullen door het zwaard vallen, en degenen die overblijven zullen naar elke wind worden verstrooid. Dan zult u weten dat ik, de HEER, het heb gesproken.'  "Zo zegt de Here God: 'Ik zal ook wat van de hoge top van de ceder nemen en die planten. Ik zal van de bovenste van zijn jonge twijgen een zachte afsnijden, en ik zal hem op een hoge en hoge berg.  Ik zal het planten op de berg ter hoogte van Israël; en het zal takken voortbrengen en vrucht dragen en een goede ceder zijn. Vogels van elke soort zullen in de schaduw van zijn takken wonen.  Alle bomen van het veld zullen weten dat Ik, de HEER, de hoge boom heb neergehaald, de lage boom heb verhoogd, de groene boom heb verdroogd en de dorre boom heb doen bloeien. Ik, de HEER, heb gesproken en heb het gedaan.'"' Ezechiël 17  

 

 

 

 

'Vertel dit opstandige mensen'  een gelijkenis  en zeg tegen hen: 'Dit is wat de Soeverein  Heer  zegt:“'Zet de kookpot aan;  doe het erop en giet er water in. Doe er de stukken vlees in, alle uitgelezen stukken - de poot en de schouder. Vul het met de beste van deze botten; neem de oogst van de kudde. Stapel hout eronder voor de botten ;breng het aan de kook en kook de botten erin.' Ezechiël 24:3-5

 

 

 

Wanneer Jotham  hierover werd verteld, klom hij op de top van de berg Gerizim  en riep naar hen: Luister naar mij, inwoners van Sichem, zodat God naar u kan luisteren.  Op een dag gingen de bomen eropuit om voor zichzelf een koning te zalven. Ze zeiden tegen de olijfboom: 'Wees onze koning.' 'Maar de olijfboom antwoordde: 'Moet ik mijn olie, waarmee zowel goden als mensen worden geëerd, opgeven om de scepter te zwaaien over de bomen?'“Vervolgens, de bomen zei tegen de vijgenboom: 'Kom en word onze koning.'"Maar de vijgenboom antwoordde: 'Moet ik mijn fruit, zo goed en zoet, opgeven om heerschappij over de bomen te houden?'"Toen zeiden de bomen tegen de wijnstok , 'Kom en wees onze koning.' "Maar de wijnstok antwoordde: 'Moet ik mijn wijn opgeven,  die zowel goden als mensen aanmoedigt om de scepter te zwaaien over de bomen?'"Eindelijk zeiden alle bomen tegen de doornstruik: 'Kom en word onze koning.'"De doornstruik zei tegen de bomen: 'Als je echt wilt om mij tot koning over u te zalven, kom en neem toevlucht in mijn schaduw;  maar zo niet, laat het vuur dan uit komen  van de doornstruik en verteert de ceders van Libanon!'  Richteren 9:7-15

 

 

 

'Samson  ging naar Timnah  en zag daar een jonge Filistijnse vrouw.  2  Toen hij terugkwam, zei hij tegen zijn vader en moeder: "Ik heb een Filistijnse vrouw in Timna gezien; neem haar nu voor mij als mijn vrouw.” Zijn vader en moeder antwoordden: 'Is er geen acceptabele vrouw onder uw familieleden of onder al onze mensen?  Moet je naar de onbesnedenen gaan?  Filistijnen om een vrouw te krijgen?” Maar Simson zei tegen zijn vader: "Haal haar voor mij. Zij is de juiste voor mij."  (Zijn ouders wisten niet dat dit van de  Heer,  die een gelegenheid zocht om de Filistijnen te confronteren;  want in die tijd regeerden zij over Israël.) Simson ging samen met zijn vader en moeder naar Timna. Toen ze de wijngaarden van Timna naderden, kwam er plotseling een jonge leeuw brullend op hem af. De geest van de  Heer  kwam krachtig over hem heen  zodat hij de leeuw verscheurde  met zijn blote handen zoals hij een jonge geit had kunnen verscheuren. Maar hij vertelde noch zijn vader, noch zijn moeder wat hij had gedaan. Toen ging hij naar beneden en sprak met de vrouw, en hij mocht haar. Enige tijd later, toen hij terugging om met haar te trouwen, wendde hij zich af om naar het karkas van de leeuw te kijken, en daarin zag hij een zwerm bijen en wat honing.  Hij schepte de honing eruit met zijn handen en at terwijl hij verder ging. Toen hij zich weer bij zijn ouders voegde, gaf hij ze wat, en ook zij aten het op. Maar hij vertelde hun niet dat hij de honing van het karkas van de leeuw had genomen. Nu ging zijn vader naar beneden om de vrouw te zien. En daar hield Simson een feest,  zoals gebruikelijk was voor jonge mannen.  Toen de mensen hem zagen, kozen ze dertig mannen om zijn metgezellen te zijn. 'Laat me je een raadsel vertellen,' zei Simson tegen hen. "Als u mij het antwoord kunt geven binnen de zeven dagen van het feest,  Ik zal je dertig linnen kledingstukken en dertig sets kleding geven.  Als je me het antwoord niet kunt geven, moet je me dertig linnen kledingstukken en dertig sets kleding geven." 'Vertel ons je raadsel,' zeiden ze. "Laat maar horen." Hij antwoordde: "Uit de eter, iets te eten; uit de sterke, iets zoets.” Drie dagen lang konden ze geen antwoord geven. Op de vierde [ een ]  dag zeiden ze tegen Simsons vrouw:  uw man om het raadsel voor ons uit te leggen, of we zullen u en uw vaders huishouding tot de dood verbranden.  Heb je ons hier uitgenodigd om ons eigendom te stelen?” Toen wierp Simsons vrouw zich snikkend op hem: 'Je haat me! Je houdt niet echt van me.  Je hebt mijn volk een raadsel gegeven, maar je hebt me het antwoord niet verteld.' "Ik heb het niet eens aan mijn vader of moeder uitgelegd," antwoordde hij, "dus waarom zou ik het jou uitleggen?"  Ze huilde de hele zeven dagen  van het feest. Dus op de zevende dag vertelde hij het haar eindelijk, omdat ze hem bleef aandringen. Zij legde op haar beurt het raadsel aan haar volk uit. Voor zonsondergang op de zevende dag zeiden de mannen van de stad tot hem: "Wat is zoeter dan honing? Wat is sterker dan een leeuw?” Simson zei tegen hen: "Als jullie niet met mijn vaars hadden geploegd, zouden jullie mijn raadsel niet hebben opgelost." Dan de Geest van de  Heer  kwam krachtig op hem af.  Hij ging naar Ashkelon,  sloeg dertig van hun mannen neer, ontdeed hen van alles en gaf hun kleren aan degenen die het raadsel hadden uitgelegd. Brandend van woede,  hij keerde terug naar het huis van zijn vader.  En Simsons vrouw werd aan een van zijn metgezellen gegeven  die hem op het feest had bijgewoond.'  Richteren 14:14-19

 

 

 

 

 

'De HEER zond'  Nathan  naar David. Hij kwam naar hem toe en zei tegen hem: Er waren twee mannen in één stad, de een rijk en de ander arm.  De rijke man had heel veel kudden en runderen,  maar de arme man had niets, behalve een klein ooilammetje, dat hij had gekocht en grootgebracht. Het groeide samen met hem op, en met zijn kinderen. Het at van zijn eigen voedsel, dronk uit zijn eigen beker en lag in zijn boezem, en was als een...  dochter  naar hem.  Een reiziger kwam naar de rijke man, en hij spaarde om zijn eigen kudde en zijn eigen kudde te nemen, om zich voor te bereiden op de reizende man die naar hem toe was gekomen, maar hij nam het lam van de arme man en maakte het klaar voor de man die kom naar hem toe." Davids woede ontbrandde tegen de man en hij zei tegen Nathan: "Zo waar de HEER leeft, de man die dit heeft gedaan, verdient het om te sterven!  Hij moet het lam viervoudig teruggeven, omdat hij dit heeft gedaan en omdat hij geen medelijden had!"  Nathan  zei tegen David: Jij bent de man. Dit zegt de HEER, de God van Israël: Ik heb je tot koning over Israël gezalfd en je uit de hand van Saul gered. en hij zei tegen Nathan: "Zo waar de HEER leeft, de man die dit heeft gedaan, verdient het te sterven!  Hij moet het lam viervoudig teruggeven, omdat hij dit heeft gedaan en omdat hij geen medelijden had!"  Nathan  zei tegen David: "Jij bent de man. Dit zegt de HEER, de God van Israël: 'Ik heb je tot koning over Israël gezalfd en ik heb je uit de hand van Saul gered.  Ik gaf je het huis van je meester en de vrouwen van je meester in je boezem, en gaf je de  huis  van  Israël  en van Juda; en als dat te weinig zou zijn geweest, zou ik u nog veel meer van dergelijke dingen hebben toegevoegd.  Waarom hebt u het woord van de HEER veracht om te doen wat slecht is in zijn ogen? je hebt geslagen  Uria  de  Hettitisch  met het zwaard, en hebben zijn vrouw genomen om uw vrouw te zijn, en hebben hem gedood met de  zwaard  van de  kinderen  van Ammon.  Nu daarom de  zwaard  zal nooit van uw huis wijken, omdat u mij veracht en hebt genomen  Uria  de vrouw van de Hettitische om uw vrouw te zijn.'  "Dit zegt de HEER: Zie, Ik zal kwaad tegen u verwekken vanuit uw eigen huis; en ik zal uw vrouwen voor uw ogen nemen en ze aan uw naaste geven, en hij zal bij uw vrouwen liggen in de zicht op deze zon.  Want u hebt dit in het geheim gedaan, maar ik zal dit doen voor heel Israël en voor de zon.'"  David  zei tegen Nathan: "Ik heb gezondigd tegen de HEER." Nathan zei tegen David: "Ook de HEER heeft uw zonde weggedaan. U zult niet sterven.  Maar omdat je door deze daad de vijanden van de HEER een grote gelegenheid hebt gegeven om te lasteren, zal ook het kind dat je geboren is zeker sterven."  Nathan  vertrokken naar zijn huis. De HEER sloeg het kind dat de vrouw van Uria aan David baarde, en het was erg ziek.  David  daarom smeekte God om het kind; en David vastte, ging naar binnen en legde alles neer  nacht  op de grond.  De oudsten van hem  huis  stond naast hem op om hem van de aarde te doen opstaan, maar hij wilde niet en hij at niet  brood  met hen.  Op de zevende dag stierf het kind. Davids dienaren durfden hem niet te vertellen dat het kind dood was, want ze zeiden: "Zie, terwijl het kind nog leefde, hebben we met hem gesproken en hij luisterde niet naar onze stem. Hoe kan hij zichzelf dan kwaad doen, als vertellen we hem dat het kind dood is?"  Maar wanneer  David  zag dat zijn dienaren tegen elkaar fluisterden, zag David dat het kind dood was; en David zei tegen zijn dienaren: "Is het kind dood?" Ze zeiden: "Hij is dood."  Dan  David  stond op van de aarde, waste zich en zalfde zich en veranderde zijn kleding; en hij kwam in het huis des HEEREN, en boog zich neer. Toen kwam hij bij zijn eigen huis; en toen hij erom vroeg, zetten ze  brood  voor hem, en hij at.  Toen zeiden zijn dienaren tegen hem: "Wat heb je gedaan? Je hebt gevast en gehuild toen het nog leefde, maar toen het kind dood was, stond je op en at je brood."  Hij zei: "Toen het kind nog leefde, heb ik gevast en gehuild, want ik zei: 'Wie weet of de HEERE mij niet genadig zal zijn, zodat het kind in leven blijft?'  Maar nu hij dood is, waarom zou ik dan vasten? Kan ik hem weer terugbrengen? Ik zal naar hem toe gaan, maar hij zal niet naar mij terugkeren."  David  getroost  Bathseba  zijn vrouw, en ging naar haar toe en lag bij haar. Ze baarde een zoon en hij noemde hem Salomo. de HEERE hield van hem;  en hij zond door de hand van  Nathan  de profeet, en hij noemde hem Jedidja, ter wille van de HEERE.  Nu vocht Joab tegen  Rabba  van de  kinderen  van Ammon, en nam de koninklijke stad in.  Joab stuurde boden naar David en zei: "Ik heb tegen Rabba gevochten. Ja, ik heb de waterstad ingenomen.  Verzamel dan nu de rest van het volk, en leger je tegen de stad, en neem haar in; opdat ik de stad niet inneem en zij bij mijn naam genoemd zal worden."  David  verzamelde al het volk en ging naar Rabba, streed ertegen en nam het in.  Hij nam de  kroon  van hun koning uit zijn hoofd; en het gewicht was a  talent  van goud, en daarin waren kostbare stenen; en het werd op Davids hoofd gezet. Hij bracht een grote hoeveelheid buit uit de stad.  Hij bracht de mensen die erin waren naar buiten en zette ze onder zagen, onder ijzeren pikhouwelen, onder ijzeren bijlen, en deed ze door de  steen  oven; en dat deed hij met alle steden van de  kinderen  van Ammon. Dan  David  en al het volk keerde terug naar Jeruzalem.'  2 Samuël 12  

 

 

 

 

 

'Nu Joab, de zoon van...  Zeruja  bemerkte dat het hart van de koning tegen Absalom was.  Joab zond naar Tekoa en bracht een wijze  vrouw  van daar, en zei tegen haar: "Gedraag je alsjeblieft als een rouwende, en trek je  rouwen  kleding alstublieft, en zalf u niet met olie, maar wees als een vrouw die lang heeft gerouwd om de doden.  Ga naar de koning en spreek zo tot hem." Joab legde haar de woorden in de mond.  Wanneer de  vrouw  van  Tekoa  sprak tot de koning, ze viel op haar gezicht op de grond, toonde respect en zei: "Help, o koning!"  De koning zei tegen haar: "Wat scheelt je?" Ze antwoordde: "Ik ben echt een weduwe en mijn man is dood.  Uw  bediende  had twee zonen, en beiden vochten samen in het veld, en er was niemand om hen te scheiden, maar de een sloeg de ander en doodde hem.  Zie, de hele familie is tegen uw dienaar in opstand gekomen en zij zeggen: 'Bevrijd hem die zijn broer heeft geslagen, zodat wij hem kunnen doden voor het leven van zijn broer die hij heeft gedood, en zo ook de erfgenaam vernietigen.' Zo zouden ze mijn kolen blussen die overblijft, en zouden ze aan mijn man geen naam of restant op het aardoppervlak overlaten."  De koning zei tegen de vrouw: "Ga naar uw huis, dan zal ik een bevel over u geven."  De  vrouw  van  Tekoa  zei tot de koning: "Mijn heer, o koning, moge de ongerechtigheid op mij en op het huis van mijn vader komen; en moge de koning en zijn  troon  onschuldig zijn."  De koning zei: "Wie iets tegen je zegt, breng hem bij mij, dan zal hij je niet meer lastig vallen."  Toen zei ze: "Laat de koning alstublieft denken aan de HEER, uw God, dat de wreker van...  bloed  vernietig niet meer, anders zullen ze mijn zoon vernietigen." Hij zei: "Zo waar de HEER leeft, er zal geen haar van uw zoon op de aarde vallen."  Dan de  vrouw  zei: "Laat je alsjeblieft  bediende  spreek een woord tot mijn heer de koning." Hij zei: "Zeg verder."  De  vrouw  zei: "Waarom hebt u dan zoiets bedacht tegen het volk van God? Want door dit woord te spreken is de koning als een schuldige, omdat de koning zijn verbannene niet terugbrengt.  Want we moeten sterven en zijn als water dat op de grond wordt gemorst, dat niet meer kan worden verzameld; God neemt ook het leven niet weg, maar bedenkt middelen, opdat hij die verbannen is, geen verworpene van hem wordt.  Nu dan, aangezien ik ben gekomen om dit woord tot mijn heer de koning te spreken, is dat omdat het volk me bang heeft gemaakt. Uw  bediende  zei: 'Ik zal nu met de koning spreken; het kan zijn dat de koning het verzoek van zijn dienaar zal uitvoeren.'  Want de koning zal horen, om zijn te verlossen  bediende  uit de hand van de man die mij en mijn zoon samen zou vernietigen uit de erfenis van God.  dan is jouw  bediende  zei: 'Laat het woord van mijn heer de koning alstublieft rust brengen; voor als een  engel  van God, zo is mijn heer de koning om goed en kwaad te onderscheiden. Moge de HEER, uw God, met u zijn.'"  Toen antwoordde de koning de vrouw: "Verberg alsjeblieft niets voor mij wat ik je vraag." De  vrouw  zei: "Laat mijn heer de koning nu spreken."  De koning zei: "Is de hand van Joab bij u in dit alles?" De  antwoordde de vrouw: "Zolang uw ziel leeft, mijn heer de koning, kan niemand zich naar rechts of naar links afwenden van wat mijn heer de koning heeft gezegd; want uw  bediende  Joab drong er bij mij op aan, en hij legde al deze woorden in de mond van uw dienaar;  om het gezicht van de zaak te veranderen heeft jouw  bediende  Joab heeft dit gedaan. Mijn heer is wijs, volgens de wijsheid van an  engel  van God, om alle dingen te kennen die op de aarde zijn."  De koning zei tegen Joab: Zie nu, ik heb dit gedaan. Ga daarom en breng de jongeman  Absalom  rug."  Joab viel met zijn gezicht op de grond, toonde respect en zegende de koning. Joab zei: "Vandaag is jouw...  bediende  weet dat ik genade in uw ogen heb gevonden, mijn heer, koning, doordat de koning het verzoek van zijn dienaar heeft uitgevoerd."  Dus stond Joab op, ging naar Gesur en bracht  Absalom  naar Jeruzalem.  De koning zei: "Laat hem terugkeren naar zijn eigen huis, maar laat hem mijn gezicht niet zien." Dus  Absalom  keerde terug naar zijn eigen huis en zag het gezicht van de koning niet.  Nu in totaal  Israël  er was niemand om zo geprezen te worden als  Absalom voor zijn schoonheid. Van de zool van zijn voet zelfs tot de  kroon  van zijn hoofd was er geen gebrek aan hem.  Toen hij het haar op zijn hoofd knipte (nu knipte hij het aan het einde van elk jaar; omdat het zwaar voor hem was, knipte hij het); hij woog het haar van zijn hoofd op tweehonderd sikkels, naar het gewicht van de koning.  Absalom kreeg drie zonen en een dochter, die Tamar heette. Ze was een  vrouw  met een mooi gezicht.  Absalom  woonde twee volle jaren in Jeruzalem, en hij zag het gezicht van de koning niet.  Dan  Absalom  liet Joab halen om hem naar de koning te sturen, maar hij wilde niet naar hem toe komen. Daarna stuurde hij nog een tweede keer, maar hij wilde niet komen.  Daarom zei hij tegen zijn dienaren: Zie, het veld van Joab is vlakbij het mijne, en hij heeft  gerst  daar. Ga en steek het in brand." Dus de dienaren van Absalom staken het veld in brand.  Toen stond Joab op en kwam bij  Absalom  naar zijn huis en zei tegen hem: "Waarom hebben uw dienaren mijn akker in brand gestoken?"  Absalom  antwoordde Joab: Zie, ik heb u gestuurd met de mededeling: Kom hier, dan kan ik u naar de koning sturen om te zeggen: Waarom ben ik uit Gesur gekomen? Het zou beter voor me zijn om daar nog te zijn. Laat mij nu daarom het gezicht van de koning zien, en als er ongerechtigheid in mij is, laat hem mij dan doden."'"  Zo kwam Joab tot de koning, en vertelde hem; en toen hij Absalom had geroepen, ging hij naar de koning en boog zich voor de koning op zijn gezicht ter aarde; en de koning kuste Absalom.' 2 Samuël 14  

 

 

 

 

 

'Op het woord van de  Heer  een van het gezelschap van de profeten  zei tegen zijn metgezel: "Sla me met je wapen", maar hij weigerde. Dus de profeet zei: "Omdat je niet hebt gehoorzaamd aan de...  Heer, zodra u me een leeuw verlaat  zal je doden." En nadat de man weg was gegaan, vond een leeuw hem en doodde hem. De profeet vond een andere man en zei: "Sla me alsjeblieft." Dus sloeg de man hem en verwondde hem.  Toen ging de profeet langs de weg op de koning wachten. Hij vermomde zich met zijn hoofdband over zijn ogen.  Toen de koning voorbijkwam, riep de profeet hem toe: 'Uw dienaar ging in het heetst van de strijd en iemand kwam naar mij toe met een gevangene en zei: 'Bewaak deze man. Als hij vermist wordt, zal het jouw leven voor zijn leven zijn,  of je moet een talent zilver betalen.'  Terwijl uw dienaar hier en daar bezig was, verdween de man.” "Dat is uw zin",  zei de koning van Israël. “Je hebt het zelf uitgesproken.” Toen verwijderde de profeet snel de hoofdband van zijn ogen, en de koning van Israël herkende hem als een van de profeten. Hij zei tegen de koning: "Dit is wat de...  Heer  zeg jij  heb een man vrijgelaten waarvan ik had besloten dat hij zou sterven. Daarom is het jouw leven voor zijn leven,  uw volk voor zijn volk.'”  Somber en boos,  de koning van Israël ging naar zijn paleis in Samaria.' 1 Koningen 20:35-40

 

 

 

‘“This is what the kingdom of God is like. A man scatters seed on the ground. Night and day, whether he sleeps or gets up, the seed sprouts and grows, though he does not know how. All by itself the soil produces grain—first the stalk, then the head, then the full kernel in the head. As soon as the grain is ripe, he puts the sickle to it, because the harvest has come.”’ Mark 4:26-29


 

“Two people owed money to a certain moneylender. One owed him five hundred denarii, and the other fifty. Neither of them had the money to pay him back, so he forgave the debts of both. Now which of them will love him more?”  Simon replied, “I suppose the one who had the bigger debt forgiven.” “You have judged correctly,” Jesus said. Luke 7:41-43


 

‘ “You are the light of the world. A town built on a hill cannot be hidden. 15 Neither do people light a lamp and put it under a bowl. Instead they put it on its stand, and it gives light to everyone in the house.’ Mathew 5:14-15


 

‘On one occasion an expert in the law stood up to test Jesus. “Teacher,” he asked, “what must I do to inherit eternal life?  “What is written in the Law?” he replied. “How do you read it?” He answered, “‘Love the Lord your God with all your heart and with all your soul and with all your strength and with all your mind]; and, ‘Love your neighbor as yourself.’ “You have answered correctly,” Jesus replied. “Do this and you will live.”But he wanted to justify himself, so he asked Jesus, “And who is my neighbour?”  In reply Jesus said: “A man was going down from Jerusalem to Jericho, when he was attacked by robbers. They stripped him of his clothes, beat him and went away, leaving him half dead.  A priest happened to be going down the same road, and when he saw the man, he passed by on the other side. So too, a Levite, when he came to the place and saw him, passed by on the other side. 33 But a Samaritan, as he traveled, came where the man was; and when he saw him, he took pity on him. He went to him and bandaged his wounds, pouring on oil and wine. Then he put the man on his own donkey, brought him to an inn and took care of him.  The next day he took out two denarii and gave them to the innkeeper. ‘Look after him,’ he said, ‘and when I return, I will reimburse you for any extra expense you may have.’  “Which of these three do you think was a neighbor to the man who fell into the hands of robbers?”  The expert in the law replied, “The one who had mercy on him.” Jesus told him, “Go and do likewise.”’ Luke 10:25-37


 

'Then Jesus said to them, “Suppose you have a friend, and you go to him at midnight and say, ‘Friend, lend me three loaves of bread; a friend of mine on a journey has come to me, and I have no food to offer him.’ And suppose the one inside answers, ‘Don’t bother me. The door is already locked, and my children and I are in bed. I can’t get up and give you anything.’ I tell you, even though he will not get up and give you the bread because of friendship, yet because of your shameless audacity[a] he will surely get up and give you as much as you need. Luke 11:5-8


 

 “Therefore everyone who hears these words of mine and puts them into practice is like a wise man who built his house on the rock. 25 The rain came down, the streams rose, and the winds blew and beat against that house; yet it did not fall, because it had its foundation on the rock. 26 But everyone who hears these words of mine and does not put them into practice is like a foolish man who built his house on sand. 27 The rain came down, the streams rose, and the winds blew and beat against that house, and it fell with a great crash.” Matthew 7:24-27

 

6 “No one sews a patch of unshrunk cloth on an old garment, for the patch will pull away from the garment, making the tear worse. 17 Neither do people pour new wine into old wineskins. If they do, the skins will burst; the wine will run out and the wineskins will be ruined. No, they pour new wine into new wineskins, and both are preserved.” Mathew 9:16-17

 

Or again, how can anyone enter a strong man’s house and carry off his possessions unless he first ties up the strong man? Then he can plunder his house. Mathew 12:29

 

'... “A farmer went out to sow his seed. 4 As he was scattering the seed, some fell along the path, and the birds came and ate it up. Some fell on rocky places, where it did not have much soil. It sprang up quickly, because the soil was shallow. But when the sun came up, the plants were scorched, and they withered because they had no root. Other seed fell among thorns, which grew up and choked the plants. Still other seed fell on good soil, where it produced a crop—a hundred, sixty or thirty times what was sown. Whoever has ears, let them hear.”' Mathew 13:3-9

 

'... “The kingdom of heaven is like a man who sowed good seed in his field. But while everyone was sleeping, his enemy came and sowed weeds among the wheat, and went away. When the wheat sprouted and formed heads, then the weeds also appeared. “The owner’s servants came to him and said, ‘Sir, didn’t you sow good seed in your field? Where then did the weeds come from?' “‘An enemy did this,’ he replied. “The servants asked him, ‘Do you want us to go and pull them up? “‘No,’ he answered, ‘because while you are pulling the weeds, you may uproot the wheat with them. Let both grow together until the harvest. At that time I will tell the harvesters: First collect the weeds and tie them in bundles to be burned; then gather the wheat and bring it into my barn.’” Mathew 13:24-30

 

'...“A man had a fig tree growing in his vineyard, and he went to look for fruit on it but did not find any. So he said to the man who took care of the vineyard, ‘For three years now I’ve been coming to look for fruit on this fig tree and haven’t found any. Cut it down! Why should it use up the soil?’ “‘Sir,’ the man replied, ‘leave it alone for one more year, and I’ll dig around it and fertilize it. If it bears fruit next year, fine! If not, then cut it down.’” Luke 13:6-9

 

'... “The kingdom of heaven is like a mustard seed, which a man took and planted in his field. Though it is the smallest of all seeds, yet when it grows, it is the largest of garden plants and becomes a tree, so that the birds come and perch in its branches.”' Mathew 13:31-32

 

'... “The kingdom of heaven is like yeast that a woman took and mixed into about sixty pounds[a] of flour until it worked all through the dough.” Mathew 13:33

 

'...Again, the kingdom of heaven is like a merchant looking for fine pearls. When he found one of great value, he went away and sold everything he had and bought it.' Matthew 13:45-46

 

 '“Once again, the kingdom of heaven is like a net that was let down into the lake and caught all kinds of fish. When it was full, the fishermen pulled it up on the shore. Then they sat down and collected the good fish in baskets, but threw the bad away. This is how it will be at the end of the age. The angels will come and separate the wicked from the righteous and throw them into the blazing furnace, where there will be weeping and gnashing of teeth. Matthew 13:47-50

 

'The kingdom of heaven is like treasure hidden in a field. When a man found it, he hid it again, and then in his joy went and sold all he had and bought that field.' Mathew 13:44

 

'“See that you do not despise one of these little ones. For I tell you that their angels in heaven always see the face of my Father in heaven. “What do you think? If a man owns a hundred sheep, and one of them wanders away, will he not leave the ninety-nine on the hills and go to look for the one that wandered off? And if he finds it, truly I tell you, he is happier about that one sheep than about the ninety-nine that did not wander off. In the same way your Father in heaven is not willing that any of these little ones should perish.' Mathew 18:10-14


 

'...Therefore, the kingdom of heaven is like a king who wanted to settle accounts with his servants. As he began the settlement, a man who owed him ten thousand bags of gold[a] was brought to him. Since he was not able to pay, the master ordered that he and his wife and his children and all that he had be sold to repay the debt. “At this the servant fell on his knees before him. ‘Be patient with me,’ he begged, ‘and I will pay back everything.’ The servant’s master took pity on him, canceled the debt and let him go. “But when that servant went out, he found one of his fellow servants who owed him a hundred silver coins. He grabbed him and began to choke him. ‘Pay back what you owe me!’ he demanded. “His fellow servant fell to his knees and begged him, ‘Be patient with me, and I will pay it back.’

 “But he refused. Instead, he went off and had the man thrown into prison until he could pay the debt. When the other servants saw what had happened, they were outraged and went and told their master everything that had happened. “Then the master called the servant in. ‘You wicked servant,’ he said, ‘I canceled all that debt of yours because you begged me to. Shouldn’t you have had mercy on your fellow servant just as I had on you?’  In anger his master handed him over to the jailers to be tortured, until he should pay back all he owed. “This is how my heavenly Father will treat each of you unless you forgive your brother or sister from your heart.” Matthew 18:23-35


 

'“Suppose one of you wants to build a tower. Won’t you first sit down and estimate the cost to see if you have enough money to complete it? For if you lay the foundation and are not able to finish it, everyone who sees it will ridicule you,  saying, ‘This person began to build and wasn’t able to finish.’ “Or suppose a king is about to go to war against another king. Won’t he first sit down and consider whether he is able with ten thousand men to oppose the one coming against him with twenty thousand? If he is not able, he will send a delegation while the other is still a long way off and will ask for terms of peace. In the same way, those of you who do not give up everything you have cannot be my disciples.' Luke 14:28-33

 

' “Or suppose a woman has ten silver coins and loses one. Doesn’t she light a lamp, sweep the house and search carefully until she finds it? And when she finds it, she calls her friends and neighbors together and says, ‘Rejoice with me; I have found my lost coin.’ Luke 15:8-9


 

'... “There was a man who had two sons. The younger one said to his father, ‘Father, give me my share of the estate.’ So he divided his property between them. “Not long after that, the younger son got together all he had, set off for a distant country and there squandered his wealth in wild living. After he had spent everything, there was a severe famine in that whole country, and he began to be in need. So he went and hired himself out to a citizen of that country, who sent him to his fields to feed pigs. He longed to fill his stomach with the pods that the pigs were eating, but no one gave him anything. “When he came to his senses, he said, ‘How many of my father’s hired servants have food to spare, and here I am starving to death! I will set out and go back to my father and say to him: Father, I have sinned against heaven and against you. I am no longer worthy to be called your son; make me like one of your hired servants.’ 20 So he got up and went to his father. “But while he was still a long way off, his father saw him and was filled with compassion for him; he ran to his son, threw his arms around him and kissed him. “The son said to him, ‘Father, I have sinned against heaven and against you. I am no longer worthy to be called your son.’“But the father said to his servants, ‘Quick! Bring the best robe and put it on him. Put a ring on his finger and sandals on his feet. Bring the fattened calf and kill it. Let’s have a feast and celebrate. For this son of mine was dead and is alive again; he was lost and is found.’ So they began to celebrate. “Meanwhile, the older son was in the field. When he came near the house, he heard music and dancing. So he called one of the servants and asked him what was going on. ‘Your brother has come,’ he replied, ‘and your father has killed the fattened calf because he has him back safe and sound.’ “The older brother became angry and refused to go in. So his father went out and pleaded with him.  But he answered his father, ‘Look! All these years I’ve been slaving for you and never disobeyed your orders. Yet you never gave me even a young goat so I could celebrate with my friends. But when this son of yours who has squandered your property with prostitutes comes home, you kill the fattened calf for him!’ “‘My son,’ the father said, ‘you are always with me, and everything I have is yours. But we had to celebrate and be glad, because this brother of yours was dead and is alive again; he was lost and is found.’” Luke 15:11-32


 

'“There was a rich man whose manager was accused of wasting his possessions. So he called him in and asked him, ‘What is this I hear about you? Give an account of your management, because you cannot be manager any longer.’“The manager said to himself, ‘What shall I do now? My master is taking away my job. I’m not strong enough to dig, and I’m ashamed to beg— I know what I’ll do so that, when I lose my job here, people will welcome me into their houses.’ “So he called in each one of his master’s debtors. He asked the first, ‘How much do you owe my master?’ “‘Nine hundred gallons[a] of olive oil,’ he replied. “The manager told him, ‘Take your bill, sit down quickly, and make it four hundred and fifty.’ “Then he asked the second, ‘And how much do you owe?’“‘A thousand bushels[b] of wheat,’ he replied.

“He told him, ‘Take your bill and make it eight hundred.’ “The master commended the dishonest manager because he had acted shrewdly. For the people of this world are more shrewd in dealing with their own kind than are the people of the light.  I tell you, use worldly wealth to gain friends for yourselves, so that when it is gone, you will be welcomed into eternal dwellings “Whoever can be trusted with very little can also be trusted with much, and whoever is dishonest with very little will also be dishonest with much. So if you have not been trustworthy in handling worldly wealth, who will trust you with true riches? And if you have not been trustworthy with someone else’s property, who will give you property of your own? “No one can serve two masters. Either you will hate the one and love the other, or you will be devoted to the one and despise the other. You cannot serve both God and money.” Luke 16:1-13


 

“There was a rich man who was dressed in purple and fine linen and lived in luxury every day. At his gate was laid a beggar named Lazarus, covered with sores and longing to eat what fell from the rich man’s table. Even the dogs came and licked his sores.“The time came when the beggar died and the angels carried him to Abraham’s side. The rich man also died and was buried. In Hades, where he was in torment, he looked up and saw Abraham far away, with Lazarus by his side. So he called to him, ‘Father Abraham, have pity on me and send Lazarus to dip the tip of his finger in water and cool my tongue, because I am in agony in this fire.’ “But Abraham replied, ‘Son, remember that in your lifetime you received your good things, while Lazarus received bad things, but now he is comforted here and you are in agony. And besides all this, between us and you a great chasm has been set in place, so that those who want to go from here to you cannot, nor can anyone cross over from there to us.’ “He answered, ‘Then I beg you, father, send Lazarus to my family, for I have five brothers. Let him warn them, so that they will not also come to this place of torment.’

“Abraham replied, ‘They have Moses and the Prophets; let them listen to them.’ “‘No, father Abraham,’ he said, ‘but if someone from the dead goes to them, they will repent.’ “He said to him, ‘If they do not listen to Moses and the Prophets, they will not be convinced even if someone rises from the dead.’” Luke 16:19-31


 

'...“Suppose one of you has a servant plowing or looking after the sheep. Will he say to the servant when he comes in from the field, ‘Come along now and sit down to eat’? 8 Won’t he rather say, ‘Prepare my supper, get yourself ready and wait on me while I eat and drink; after that you may eat and drink’? 9 Will he thank the servant because he did what he was told to do? 10 So you also, when you have done everything you were told to do, should say, ‘We are unworthy servants; we have only done our duty.’”' Luke 17:7-10


 

'...“In a certain town there was a judge who neither feared God nor cared what people thought. And there was a widow in that town who kept coming to him with the plea, ‘Grant me justice against my adversary.’ “For some time he refused. But finally he said to himself, ‘Even though I don’t fear God or care what people think, yet because this widow keeps bothering me, I will see that she gets justice, so that she won’t eventually come and attack me!’”And the Lord said, “Listen to what the unjust judge says. And will not God bring about justice for his chosen ones, who cry out to him day and night? Will he keep putting them off? I tell you, he will see that they get justice, and quickly. However, when the Son of Man comes, will he find faith on the earth?” Luke 18:1-8


 

'... “Two men went up to the temple to pray, one a Pharisee and the other a tax collector.  The Pharisee stood by himself and prayed: ‘God, I thank you that I am not like other people—robbers, evildoers, adulterers—or even like this tax collector.  I fast twice a week and give a tenth of all I get.’ “But the tax collector stood at a distance. He would not even look up to heaven, but beat his breast and said, ‘God, have mercy on me, a sinner.’ “I tell you that this man, rather than the other, went home justified before God. For all those who exalt themselves will be humbled, and those who humble themselves will be exalted.” Luke 18:9-14


 

'...“For the kingdom of heaven is like a landowner who went out early in the morning to hire workers for his vineyard. He agreed to pay them a denarius[a] for the day and sent them into his vineyard. “About nine in the morning he went out and saw others standing in the marketplace doing nothing. He told them, ‘You also go and work in my vineyard, and I will pay you whatever is right.’ So they went. “He went out again about noon and about three in the afternoon and did the same thing. About five in the afternoon he went out and found still others standing around. He asked them, ‘Why have you been standing here all day long doing nothing?’ “‘Because no one has hired us,’ they answered.

“He said to them, ‘You also go and work in my vineyard.’ “When evening came, the owner of the vineyard said to his foreman, ‘Call the workers and pay them their wages, beginning with the last ones hired and going on to the first.’

“The workers who were hired about five in the afternoon came and each received a denarius. So when those came who were hired first, they expected to receive more. But each one of them also received a denarius. When they received it, they began to grumble against the landowner. ‘These who were hired last worked only one hour,’ they said, ‘and you have made them equal to us who have borne the burden of the work and the heat of the day.’ “But he answered one of them, ‘I am not being unfair to you, friend. Didn’t you agree to work for a denarius? Take your pay and go. I want to give the one who was hired last the same as I gave you. Don’t I have the right to do what I want with my own money? Or are you envious because I am generous?’ “So the last will be first, and the first will be last.”  Matthew 20:1-16


 

“What do you think? There was a man who had two sons. He went to the first and said, ‘Son, go and work today in the vineyard.’ “‘I will not,’ he answered, but later he changed his mind and went. “Then the father went to the other son and said the same thing. He answered, ‘I will, sir,’ but he did not go. “Which of the two did what his father wanted?”

“The first,” they answered. Jesus said to them, “Truly I tell you, the tax collectors and the prostitutes are entering the kingdom of God ahead of you.  For John came to you to show you the way of righteousness, and you did not believe him, but the tax collectors and the prostitutes did. And even after you saw this, you did not repent and believe him.  Matthew 21:28-32


 

'...“Listen to another parable: There was a landowner who planted a vineyard. He put a wall around it, dug a winepress in it and built a watchtower. Then he rented the vineyard to some farmers and moved to another place. When the harvest time approached, he sent his servants to the tenants to collect his fruit.“The tenants seized his servants; they beat one, killed another, and stoned a third. Then he sent other servants to them, more than the first time, and the tenants treated them the same way. Last of all, he sent his son to them. ‘They will respect my son,’ he said. “But when the tenants saw the son, they said to each other, ‘This is the heir. Come, let’s kill him and take his inheritance.’  So they took him and threw him out of the vineyard and killed him. “Therefore, when the owner of the vineyard comes, what will he do to those tenants?” “He will bring those wretches to a wretched end,” they replied, “and he will rent the vineyard to other tenants, who will give him his share of the crop at harvest time.” Matthew 21:33-41



 

'...“The kingdom of heaven is like a king who prepared a wedding banquet for his son. He sent his servants to those who had been invited to the banquet to tell them to come, but they refused to come.“Then he sent some more servants and said, ‘Tell those who have been invited that I have prepared my dinner: My oxen and fattened cattle have been butchered, and everything is ready. Come to the wedding banquet.’ “But they paid no attention and went off—one to his field, another to his business. The rest seized his servants, mistreated them and killed them. The king was enraged. He sent his army and destroyed those murderers and burned their city. “Then he said to his servants, ‘The wedding banquet is ready, but those I invited did not deserve to come. So go to the street corners and invite to the banquet anyone you find.’ So the servants went out into the streets and gathered all the people they could find, the bad as well as the good, and the wedding hall was filled with guests. “But when the king came in to see the guests, he noticed a man there who was not wearing wedding clothes. He asked, ‘How did you get in here without wedding clothes, friend?’ The man was speechless. “Then the king told the attendants, ‘Tie him hand and foot, and throw him outside, into the darkness, where there will be weeping and gnashing of teeth.’ “For many are invited, but few are chosen.”   Matthew 22:1-14



 

 '...“Now learn this lesson from the fig tree: As soon as its twigs get tender and its leaves come out, you know that summer is near. Even so, when you see all these things, you know that it is near, right at the door. Truly I tell you, this generation will certainly not pass away until all these things have happened. Heaven and earth will pass away, but my words will never pass away.'  Matthew 24:32-35


 

“Therefore keep watch, because you do not know on what day your Lord will come. But understand this: If the owner of the house had known at what time of night the thief was coming, he would have kept watch and would not have let his house be broken into. So you also must be ready, because the Son of Man will come at an hour when you do not expect him. “Who then is the faithful and wise servant, whom the master has put in charge of the servants in his household to give them their food at the proper time? It will be good for that servant whose master finds him doing so when he returns. Truly I tell you, he will put him in charge of all his possessions. But suppose that servant is wicked and says to himself, ‘My master is staying away a long time,’ and he then begins to beat his fellow servants and to eat and drink with drunkards. The master of that servant will come on a day when he does not expect him and at an hour he is not aware of. He will cut him to pieces and assign him a place with the hypocrites, where there will be weeping and gnashing of teeth. Matthew 24:42-51


 

“At that time the kingdom of heaven will be like ten virgins who took their lamps and went out to meet the bridegroom. Five of them were foolish and five were wise. The foolish ones took their lamps but did not take any oil with them. The wise ones, however, took oil in jars along with their lamps. The bridegroom was a long time in coming, and they all became drowsy and fell asleep. “At midnight the cry rang out: ‘Here’s the bridegroom! Come out to meet him!’ “Then all the virgins woke up and trimmed their lamps. The foolish ones said to the wise, ‘Give us some of your oil; our lamps are going out.’ “‘No,’ they replied, ‘there may not be enough for both us and you. Instead, go to those who sell oil and buy some for yourselves.’ “But while they were on their way to buy the oil, the bridegroom arrived. The virgins who were ready went in with him to the wedding banquet. And the door was shut. “Later the others also came. ‘Lord, Lord,’ they said, ‘open the door for us!’ “But he replied, ‘Truly I tell you, I don’t know you.’ “Therefore keep watch, because you do not know the day or the hour.  Matthew 25:1-13


 

 “Again, it will be like a man going on a journey, who called his servants and entrusted his wealth to them. To one he gave five bags of gold, to another two bags, and to another one bag, each according to his ability. Then he went on his journey. The man who had received five bags of gold went at once and put his money to work and gained five bags more. So also, the one with two bags of gold gained two more. But the man who had received one bag went off, dug a hole in the ground and hid his master’s money. “After a long time the master of those servants returned and settled accounts with them. The man who had received five bags of gold brought the other five. ‘Master,’ he said, ‘you entrusted me with five bags of gold. See, I have gained five more.’ “His master replied, ‘Well done, good and faithful servant! You have been faithful with a few things; I will put you in charge of many things. Come and share your master’s happiness!’

“The man with two bags of gold also came. ‘Master,’ he said, ‘you entrusted me with two bags of gold; see, I have gained two more.’ “His master replied, ‘Well done, good and faithful servant! You have been faithful with a few things; I will put you in charge of many things. Come and share your master’s happiness!’ “Then the man who had received one bag of gold came. ‘Master,’ he said, ‘I knew that you are a hard man, harvesting where you have not sown and gathering where you have not scattered seed. So I was afraid and went out and hid your gold in the ground. See, here is what belongs to you.’ “His master replied, ‘You wicked, lazy servant! So you knew that I harvest where I have not sown and gather where I have not scattered seed? Well then, you should have put my money on deposit with the bankers, so that when I returned I would have received it back with interest. “‘So take the bag of gold from him and give it to the one who has ten bags. For whoever has will be given more, and they will have an abundance. Whoever does not have, even what they have will be taken from them. And throw that worthless servant outside, into the darkness, where there will be weeping and gnashing of teeth.’  Matthew 25:14-30


 

“When the Son of Man comes in his glory, and all the angels with him, he will sit on his glorious throne. All the nations will be gathered before him, and he will separate the people one from another as a shepherd separates the sheep from the goats. He will put the sheep on his right and the goats on his left. “Then the King will say to those on his right, ‘Come, you who are blessed by my Father; take your inheritance, the kingdom prepared for you since the creation of the world. For I was hungry and you gave me something to eat, I was thirsty and you gave me something to drink, I was a stranger and you invited me in, I needed clothes and you clothed me, I was sick and you looked after me, I was in prison and you came to visit me.’ “Then the righteous will answer him, ‘Lord, when did we see you hungry and feed you, or thirsty and give you something to drink? When did we see you a stranger and invite you in, or needing clothes and clothe you? When did we see you sick or in prison and go to visit you?’ “The King will reply, ‘Truly I tell you, whatever you did for one of the least of these brothers and sisters of mine, you did for me.’ “Then he will say to those on his left, ‘Depart from me, you who are cursed, into the eternal fire prepared for the devil and his angels. For I was hungry and you gave me nothing to eat, I was thirsty and you gave me nothing to drink, I was a stranger and you did not invite me in, I needed clothes and you did not clothe me, I was sick and in prison and you did not look after me.’ “They also will answer, ‘Lord, when did we see you hungry or thirsty or a stranger or needing clothes or sick or in prison, and did not help you?’ “He will reply, ‘Truly I tell you, whatever you did not do for one of the least of these, you did not do for me.’ “Then they will go away to eternal punishment, but the righteous to eternal life.” Matthew 25:31-46


 

“When someone invites you to a wedding feast, do not take the place of honor, for a person more distinguished than you may have been invited. If so, the host who invited both of you will come and say to you, ‘Give this person your seat.’ Then, humiliated, you will have to take the least important place. But when you are invited, take the lowest place, so that when your host comes, he will say to you, ‘Friend, move up to a better place.’ Then you will be honored in the presence of all the other guests. For all those who exalt themselves will be humbled, and those who humble themselves will be exalted.” Then Jesus said to his host, “When you give a luncheon or dinner, do not invite your friends, your brothers or sisters, your relatives, or your rich neighbors; if you do, they may invite you back and so you will be repaid. But when you give a banquet, invite the poor, the crippled, the lame, the blind, and you will be blessed. Although they cannot repay you, you will be repaid at the resurrection of the righteous.”  Luke 14:7-14



 

'...That same day Jesus went out of the house and sat by the lake. Such large crowds gathered around him that he got into a boat and sat in it, while all the people stood on the shore. Then he told them many things in parables, saying: “A farmer went out to sow his seed. As he was scattering the seed, some fell along the path, and the birds came and ate it up.Some fell on rocky places, where it did not have much soil. It sprang up quickly, because the soil was shallow. 6 But when the sun came up, the plants were scorched, and they withered because they had no root. Other seed fell among thorns, which grew up and choked the plants. Still other seed fell on good soil, where it produced a crop—a hundred, sixty or thirty times what was sown. Whoever has ears, let them hear.” The disciples came to him and asked, “Why do you speak to the people in parables?” He replied, “Because the knowledge of the secrets of the kingdom of heaven has been given to you, but not to them. Whoever has will be given more, and they will have an abundance. Whoever does not have, even what they have will be taken from them. This is why I speak to them in parables:

“Though seeing, they do not see; though hearing, they do not hear or understand. In them is fulfilled the prophecy of Isaiah: “‘You will be ever hearing but never understanding; you will be ever seeing but never perceiving. For this people’s heart has become calloused;  they hardly hear with their ears,  and they have closed their eyes. Otherwise they might see with their eyes, hear with their ears, understand with their hearts
and turn, and I would heal them.'
But blessed are your eyes because they see, and your ears because they hear. 17 For truly I tell you, many prophets and righteous people longed to see what you see but did not see it, and to hear what you hear but did not hear it. “Listen then to what the parable of the sower means: When anyone hears the message about the kingdom and does not understand it, the evil one comes and snatches away what was sown in their heart. This is the seed sown along the path. The seed falling on rocky ground refers to someone who hears the word and at once receives it with joy. But since they have no root, they last only a short time. When trouble or persecution comes because of the word, they quickly fall away. The seed falling among the thorns refers to someone who hears the word, but the worries of this life and the deceitfulness of wealth choke the word, making it unfruitful. But the seed falling on good soil refers to someone who hears the word and understands it. This is the one who produces a crop, yielding a hundred, sixty or thirty times what was sown.”  Matthew 13:1-23


 

'..."The kingdom of heaven is likened unto a man which sowed good seed in his field: But while men slept, his enemy came and sowed tares among the wheat, and went his way. But when the blade was sprung up, and brought forth fruit, then appeared the tares also. So the servants of the householder came and said unto him, Sir, didst not thou sow good seed in thy field? from whence then hath it tares? He said unto them, An enemy hath done this. The servants said unto him, Wilt thou then that we go and gather them up? But he said, Nay; lest while ye gather up the tares, ye root up also the wheat with them. Let both grow together until the harvest: and in the time of harvest I will say to the reapers, Gather ye together first the tares, and bind them in bundles to burn them: but gather the wheat into my barn.' Matthew 13:24-30,



 

'...“This is what the kingdom of God is like. A man scatters seed on the ground. Night and day, whether he sleeps or gets up, the seed sprouts and grows, though he does not know how. All by itself the soil produces grain—first the stalk, then the head, then the full kernel in the head. As soon as the grain is ripe, he puts the sickle to it, because the harvest has come.”….. Again he said, “What shall we say the kingdom of God is like, or what parable shall we use to describe it? It is like a mustard seed, which is the smallest of all seeds on earth. Yet when planted, it grows and becomes the largest of all garden plants, with such big branches that the birds can perch in its shade.” With many similar parables Jesus spoke the word to them, as much as they could understand. He did not say anything to them without using a parable. But when he was alone with his own disciples, he explained everything.  Mark 04:26-34

 

 '“Again, the kingdom of heaven is like a merchant looking for fine pearls."' Matthew 13:45


 

'“Once again, the kingdom of heaven is like a net that was let down into the lake and caught all kinds of fish. When it was full, the fishermen pulled it up on the shore. Then they sat down and collected the good fish in baskets, but threw the bad away. This is how it will be at the end of the age. The angels will come and separate the wicked from the righteous and throw them into the blazing furnace, where there will be weeping and gnashing of teeth. “Have you understood all these things?” Jesus asked. “Yes,” they replied. He said to them, “Therefore every teacher of the law who has become a disciple in the kingdom of heaven is like the owner of a house who brings out of his storeroom new treasures as well as old.” Matthew 13:47-53


 

'... “The ground of a certain rich man yielded an abundant harvest. He thought to himself, ‘What shall I do? I have no place to store my crops.’ “Then he said, ‘This is what I’ll do. I will tear down my barns and build bigger ones, and there I will store my surplus grain. And I’ll say to myself, “You have plenty of grain laid up for many years. Take life easy; eat, drink and be merry.”’“But God said to him, ‘You fool! This very night your life will be demanded from you. Then who will get what you have prepared for yourself?’ “This is how it will be with whoever stores up things for themselves but is not rich toward God.”' Luke 12:16-21


 

'...Keep awake therefore, for you do not know on what day your Lord is coming. But understand this: if the owner of the house had known in what part of the night the thief was coming, he would have stayed awake and would not have let his house be broken into. Therefore you also must be ready, for the Son of Man is coming at an unexpected hour. “Who then is the faithful and wise slave, whom his master has put in charge of his household, to give the other slaves their allowance of food at the proper time? Blessed is that slave whom his master will find at work when he arrives. Truly I tell you, he will put that one in charge of all his possessions. But if that wicked slave says to himself, ‘My master is delayed,’ and he begins to beat his fellow slaves, and eats and drinks with drunkards, the master of that slave will come on a day when he does not expect him and at an hour that he does not know. He will cut him in pieces and put him with the hypocrites, where there will be weeping and gnashing of teeth. Matthew 24:42–24:51

 

'...“The kingdom of heaven is like a mustard seed that someone took and sowed in his field; it is the smallest of all the seeds, but when it has grown it is the greatest of shrubs and becomes a tree, so that the birds of the air come and make nests in its branches.”' Matthew 13:31–13:32

 

'“What shall I compare the kingdom of God to? It is like yeast that a woman took and mixed into about sixty pounds of flour until it worked all through the dough.” Luke 13:20-21

 

'...“What do you think? If a man owns a hundred sheep, and one of them wanders away, will he not leave the ninety-nine on the hills and go to look for the one that wandered off? And if he finds it, truly I tell you, he is happier about that one sheep than about the ninety-nine that did not wander off. In the same way your Father in heaven is not willing that any of these little ones should perish.' Matthew 18:12-14

 

'...“The kingdom of heaven is like a king who prepared a wedding banquet for his son. He sent his servants to those who had been invited to the banquet to tell them to come, but they refused to come. “Then he sent some more servants and said, ‘Tell those who have been invited that I have prepared my dinner: My oxen and fattened cattle have been butchered, and everything is ready. Come to the wedding banquet.’ “But they paid no attention and went off—one to his field, another to his business. The rest seized his servants, mistreated them and killed them. The king was enraged. He sent his army and destroyed those murderers and burned their city. “Then he said to his servants, ‘The wedding banquet is ready, but those I invited did not deserve to come. So go to the street corners and invite to the banquet anyone you find.’ So the servants went out into the streets and gathered all the people they could find, the bad as well as the good, and the wedding hall was filled with guests.“But when the king came in to see the guests, he noticed a man there who was not wearing wedding clothes. He asked, ‘How did you get in here without wedding clothes, friend?’ The man was speechless.“Then the king told the attendants, ‘Tie him hand and foot, and throw him outside, into the darkness, where there will be weeping and gnashing of teeth.’ “For many are invited, but few are chosen.” Matthew 22:1-14

'Hij is het die u in staat stelt te reizen over land en zee totdat, wanneer u op schepen bent en zij met een goede wind meevaren en zij zich daarin verheugen, er een stormwind komt en de golven van overal op hen komen en zij nemen dat ze omringd zijn, God smekend, oprecht tot Hem in religie, "Als U ons hiervan zou redden, zullen we zeker onder de dankbaar zijn."  Maar wanneer Hij hen redt, begaan ze meteen onrecht op aarde zonder recht. O mensheid, jullie onrechtvaardigheid is alleen tegen jezelf, [slechts] het genieten van het wereldse leven. Dan is uw terugkeer tot Ons en Wij zullen u informeren over wat u vroeger deed.' Koran 10:22-23

 

 

 

'Hij zendt water uit de lucht dat rivierbeddingen vult tot het overloopt, elk volgens zijn maat. De stroom draagt op het oppervlak een groeiende schuimlaag, zoals het schuim dat verschijnt wanneer mensen metalen in het vuur smelten om ornamenten en gereedschappen te maken: op deze manier illustreert God waarheid en onwaarheid - het schuim verdwijnt, maar wat is goed voor de mens blijft achter - zo maakt God illustraties.  Voor degenen die gehoor hebben gegeven aan hun Heer is de beste [beloning], maar degenen die niet gehoor hebben gegeven aan Hem - als ze alles hadden wat er op de aarde is en iets dergelijks, zouden ze [proberen] zichzelf vrij te kopen daarbij. Die zullen de slechtste rekening houden, en hun toevlucht is de hel, en ellendig is de rustplaats.' Koran 13:18-19

 

Heb je niet gezien hoe God een gelijkenis heeft gevonden? Een goed woord is als een goede boom - zijn wortels zijn stevig en zijn takken zijn in de hemel; het geeft zijn opbrengst elk seizoen met het verlof van zijn Heer. Dus God treft gelijkenissen voor mensen; misschien zullen ze het zich herinneren. En de gelijkenis van een verdorven woord is als een verdorven boom -- ontworteld van de aarde, zonder vestiging. God bevestigt degenen die geloven met het vaste woord, in het huidige leven en in de toekomende wereld; en God leidt de boosdoeners op een dwaalspoor; en God doet wat Hij wil. Koran 14:24-27

 

 

'Is dan degene die weet dat wat u van uw Heer is geopenbaard de waarheid is als iemand die blind is? Zij zullen er alleen aan herinnerd worden die mensen van begrip zijn - Degenen die het verbond van God nakomen en het contract niet verbreken, en degenen die zich aansluiten bij hetgeen Allah heeft bevolen om zich bij hen aan te sluiten en hun Heer vrezen en bang zijn voor het kwaad van [hun] ] rekening, en degenen die geduldig zijn, het aangezicht van hun Heer zoeken, en gebed instellen en uitgeven van wat Wij in het geheim en in het openbaar voor hen hebben gezorgd en kwaad met goed voorkomen - die zullen het goede gevolg hebben van [dit] huis -Tuinen van eeuwigdurend verblijf; zij zullen bij hen binnengaan met allen die rechtvaardig waren onder hun vaders, hun echtgenoten en hun nakomelingen. En de engelen zullen hen binnengaan vanuit elke poort, [zeggende]:  'Vrede zij met u voor wat u geduldig hebt doorstaan. En uitstekend is het laatste thuis.'  Maar degenen die het verbond van God verbreken nadat ze het hebben gesloten en verbreken wat God heeft bevolen om zich aan te sluiten en corruptie op aarde verspreiden - voor hen is de vloek, en zij zullen het slechtste huis hebben.  God breidt de voorziening uit voor wie Hij wil en beperkt [het]. En zij verheugen zich in het wereldse leven, terwijl het wereldse leven niet is, vergeleken met het Hiernamaals, behalve [kort] genieten.'  Koran 13:20-26

 

'God vertelt een gelijkenis over een veilige en vredige stad, omringd door overvloedig voedsel. De inwoners verwierpen de gunsten van God en Hij zorgde ervoor dat ze honger en angst leden als gevolg van hun daden. En er kwam zeker een Boodschapper uit hun midden tot hen, maar zij verwierpen hem, dus de straf overviel hen terwijl zij onrechtvaardig waren. Eet daarom van wat God u heeft gegeven, wettig en goed (dingen), en dank voor Gods gunst als Hem u dient. De enige dingen die voor u onwettig zijn gemaakt, zijn het vlees van dode dieren, bloed, varkensvlees en dat wat niet is gewijd aan de Naam van God. Maar in een noodgeval, zonder de bedoeling van overtreding en rebellie, (het is geen belediging voor iemand om dergelijke dingen te consumeren). God is zeker Al-Vergevensgezind en Al-barmhartig. (Ongelovigen), volg niet wat uw leugenachtige tongen u vertellen dat het wettig of onwettig is om leugens tegen God te verzinnen. Degenen die leugens over God verzinnen, zullen geen geluk hebben. (In zo'n leugen) is maar een schamele winst; maar ze zullen een zeer zware straf krijgen.' Koran 16:112-117

 

 

 

'God vertelt een gelijkenis over een hulpeloze dienaar en iemand aan wie Hij eervolle voorzieningen heeft gegeven en die privé en in het openbaar heeft uitgegeven voor de zaak van God. Kunnen deze twee mensen als gelijk worden beschouwd? Alleen God verdient alle lof, maar de meeste mensen weten het niet.' Koran 16:75

 

 

'God vertelt een gelijkenis over twee mannen. Een van hen is dom en nutteloos en een last voor zijn vriend. Waar hij ook gaat, hij komt terug met niets. Kan hij worden beschouwd als gelijk aan degene die gerechtigheid handhaaft en het rechte pad volgt? Aan God behoren alle geheimen van de hemelen en de aarde. God heeft maar een oogwenk of zelfs minder nodig om het tot de Dag des Oordeels te maken. God heeft macht over alle dingen.'  Koran 16:76-77

 

 

'We hebben in deze koran allerlei voorbeelden voor de mens genoemd, maar de meeste mensen wenden zich ongelovig af.' Koran 17:89

 

'God aarzelt niet om gelijkenissen op te stellen van wat dan ook, zelfs niet van een mug. De gelovigen weten dat het de waarheid van hun Heer is, maar degenen die de waarheid ontkennen, zeggen: "Wat bedoelt God met zulke gelijkenissen?" Door zulke gelijkenissen misleidt en leidt God zelfs velen. Hij misleidt echter alleen de boosdoeners  die hun gevestigde verbond met Hem verbreken en de relaties die Hij geboden heeft te onderhouden en die het kwaad in het land verspreiden. Dit zijn degenen die veel verliezen.' Koran 2:26

 

 

 

'O jullie die geloven! Maak uw sadaqah (liefdadigheid) niet tevergeefs door herinneringen aan uw vrijgevigheid of door schade, zoals hij die zijn rijkdom uitgeeft om door mensen gezien te worden, en hij gelooft niet in God, noch in de Laatste Dag. Zijn gelijkenis is de gelijkenis van een gladde rots waarop een beetje stof ligt; daarop valt hevige regen die het kaal laat. Ze kunnen niets doen met wat ze hebben verdiend. en God  leidt de ongelovige mensen niet. Het voorbeeld van degenen die hun eigendom uitgeven om God te behagen vanuit hun vaste en oprechte bedoeling is als de tuin op een vruchtbaar land dat, na hevige regenval of zelfs een motregen, dubbele opbrengst oplevert. God weet heel goed wat je doet. (Wat vindt u van het geval) van iemand van u die een tuin van palmbomen en druiven wil hebben met daarin stromend water en allerlei soorten fruit voortbrengt, vooral als hij vergevorderd is en zwakke kinderen heeft die behoefte hebben aan ondersteuning, en dan een orkaan met vuur erin de tuin treft en tot de grond afbrandt? Zo legt God je Zijn bewijs uit, zodat je kunt nadenken.'  Koran 2:264-266

 

 

 

'God is het licht van de hemelen en de aarde. Een metafoor voor Zijn licht is een nis waarin een lamp in een glas is geplaatst. Het glas is als een stralende ster die wordt verlicht door een gezegende olijfboom die noch oostelijk noch westers is. Zijn olie licht bijna op, ook al is hij niet aangeraakt door het vuur. Het is licht op licht. God leidt naar Zijn licht wie Hij wil. God gebruikt verschillende metaforen. Hij heeft de kennis van alle dingen. (Deze nis) bevindt zich in de huizen waarvan God heeft verklaard dat ze zeer gerespecteerd worden en waarin Zijn Naam 's morgens en' s avonds in heerlijkheid wordt genoemd door mensen, die niet door koopwaar of onderhandelingen kunnen worden afgeleid van het aanbidden van God, hun gebeden zeggend en betalend religieuze belasting. Ze doen deze dingen, want ze zijn bang voor de dag dat alle harten en ogen vreselijke onrust en crisis zullen ondergaan. (Ze aanbidden Hem) zodat God hun beste daden zal belonen en hen meer zal geven door Zijn gunsten. God geeft levensonderhoud aan wie Hij wil zonder rekening.' Koran 24:35-58

 

 

'De daden van de ongelovigen zijn als een luchtspiegeling waarvan een dorstige denkt dat het water is, totdat hij dichterbij komt en niets vindt. In plaats daarvan vindt hij God die hem zijn verdiende beloning geeft. Gods afrekening is snel.' Koran 24:39

 

'...En citeer voor hen de gelijkenis van de landheren van de stad - toen de boodschappers erbij kwamen. We stuurden ze twee boodschappers, maar ze weigerden ze allebei, dus versterkten we hen met een derde. Ze zeiden: "Wij zijn boodschappers voor jullie." Ze zeiden: “Jullie zijn niets anders dan mensen zoals wij, en de Genadige heeft niets naar beneden gestuurd; je liegt alleen maar." Ze zeiden: "Onze Heer weet dat wij boodschappers voor jullie zijn.  En onze enige plicht is heldere communicatie.” Ze zeiden: “We zien een slecht voorteken in jou; als je niet opgeeft, zullen we je stenigen, en een pijnlijke straf van ons zal je overkomen." Ze zeiden: "Uw slechte voorteken is op u. Is het omdat je eraan werd herinnerd? Maar jullie zijn een extravagant volk.” Toen kwam er een man aanrennen uit het meest afgelegen deel van de stad. Hij zei: "O mijn volk, volg de boodschappers. Volg degenen die u geen loon vragen en zelf geleid worden. “En waarom zou ik Hem niet aanbidden die mij heeft geschapen en aan wie je zult worden teruggegeven? Zal ik andere goden nemen in plaats van Hem? Als de Barmhartige kwaad voor mij verlangt, zal hun voorspraak mij in het geheel niet baten, noch zullen zij mij redden. In dat geval zou ik helemaal de weg kwijt zijn.  Ik heb in uw Heer geloofd, dus luister naar mij.” Er werd gezegd: "Betreed het paradijs." Hij zei: 'Als mijn mensen het maar wisten. Hoe mijn Heer mij heeft vergeven en mij tot een van de geëerd heeft gemaakt.” Na hem hebben Wij geen legermachten uit de hemel naar zijn volk gezonden; noch zouden Wij ooit iemand naar beneden sturen. Het was maar één schreeuw, en ze waren stil. Helaas voor de bedienden. Er kwam nooit een boodschapper naar hen toe, maar ze maakten hem belachelijk. Hebben zij er niet bij stilgestaan hoeveel generaties Wij voor hen hebben vernietigd; en dat zij niet tot hen zullen terugkeren?...' Koran 36:13-21

 

 

'Weet dat het wereldse leven slechts een spel is, een tijdelijke aantrekkingskracht, een middel tot opschepperij onder elkaar en een plaats om uw rijkdom en kinderen te vermenigvuldigen. Het is als de regen die planten voortbrengt die aantrekkelijk zijn voor de ongelovigen. Deze planten bloeien, worden geel en worden dan geplette stukjes stro. In het hiernamaals zal er zware kwelling of vergeving en genade van God zijn. Het wereldse leven is slechts een illusie. Concurreer met elkaar om vergeving van jouw Heer te verkrijgen en om het Paradijs te bereiken, dat zo uitgestrekt is als de hemelen en de aarde, en is voorbereid voor degenen die in God en Zijn Boodschapper geloven. Dit is de zegen van God en Hij schenkt die aan wie Hij wil. De zegeningen van God zijn groot. ' Koran 57:20-21

'. En er zijn mensen die zeggen: Wij geloven in God en de Laatste Dag; en zij zijn geen gelovigen. Ze proberen God en degenen die geloven te bedriegen, en ze bedriegen alleen zichzelf en ze zien het niet. In hun hart is een ziekte, dus God vergrootte hun ziekte, en voor hen is een pijnlijke kastijding omdat ze liegen. En als er tegen hen wordt gezegd: Maak geen onheil in het land, dan zeggen ze: Wij zijn slechts vredestichters. Nu zijn zij zeker de onruststokers, maar zij merken het niet op. En wanneer tegen hen wordt gezegd: Geloof zoals de mensen geloven, zeggen ze: Zullen wij geloven zoals de dwazen geloven? Nu zijn ze zeker de dwazen, maar ze weten het niet. En wanneer ze degenen ontmoeten die geloven, zeggen ze: Wij geloven; en als ze alleen zijn met hun duivels, zeggen ze: Zeker, we zijn met je, we waren alleen maar aan het spotten. God zal hen hun spot terugbetalen, en Hij laat hen met rust in hun ongeordendheid, blindelings ronddwalend. Dit zijn zij die dwaling kopen voor begeleiding, dus hun koopje levert geen winst op, en zij worden ook niet geleid. Hun gelijkenis is als de gelijkenis van iemand die een vuur ontsteekt, maar wanneer het overal om hem heen verlicht, neemt God hun licht weg en laat ze in duisternis achter - ze kunnen niet zien. Doof, stom, (en) blind, dus ze keren niet terug: Of als overvloedige regen van de wolk waarin duisternis is, en donder en bliksem; ze staken hun vingers in hun oren vanwege de donderslag, uit angst voor de dood. En God omvat de ongelovigen. De bliksem neemt bijna hun zicht weg. Telkens als het op hen schijnt, lopen ze erin, en als het donker voor hen wordt, staan ze stil. En als het God had behaagd, zou Hij hun gehoor en hun zicht hebben weggenomen. God is zeker de Bezitter van macht over alle dingen. O mensen, dien uw Heer Die u en degenen voor u heeft geschapen, opdat u op uw hoede bent voor het kwaad, Die de aarde tot een rustplaats voor u heeft gemaakt en de hemel tot een bouwwerk, en regen uit de wolken laat nederdalen en daarmee voortbrengt fruit voor uw levensonderhoud; dus richt geen rivalen op voor God terwijl je het weet. En als je twijfelt over wat Wij aan Onze dienaar hebben geopenbaard, produceer dan een hoofdstuk zoals dit en roep je helpers naast God aan als je eerlijk bent.' Koran 2:8-23

 

 

'Vertel hun het verhaal van de persoon die Wij met Onze leiding inspireerden, maar die zich ervan losmaakte en die vervolgens door Satan werd achtervolgd totdat hij in een rebel veranderde. Als het Onze wil was geweest, hadden Wij hem met Onze tekenen moeten verheffen; maar hij neigde naar de aarde en volgde zijn eigen ijdele verlangens. Zijn gelijkenis is die van een hond: als je hem aanvalt, hangt hij zijn tong uit, of als je hem met rust laat, hangt hij (nog) zijn tong uit. Dat is de gelijkenis van degenen die Onze tekenen verwerpen; Dus vertel het verhaal; misschien reflecteren ze.' Koran 7:175-176

 

 

'Het kwaad is de gelijkenis van de mensen die Onze mededelingen afwijzen en onrechtvaardig zijn jegens hun eigen ziel. Degenen die God heeft geleid, hebben de ware leiding, maar degenen die Hij heeft laten dwalen, zijn zeker verloren. We hebben veel mannen en djinns voorbestemd voor de hel. Ze hebben een hart maar begrijpen het niet, ogen maar zien niet. Ze hebben oren maar horen niet. Ze zijn erger dan verloren vee. Dit zijn de achtelozen. Aan God behoren de Namen Mooiste; dus roep Hem bij hen aan en laat degenen die Zijn Namen lasteren met rust - ze zullen zeker worden beloond voor de dingen die ze hebben gedaan.' Koran 7:177-179

 

 

 

'...'Is het niet genoeg dat jouw Heer je helpt met een leger van drieduizend engelen die (vanuit de hemel) zijn gestuurd?' Zeker, als je geduld en vroomheid hebt, zelfs als de vijand onmiddellijk daarna aanvalt, zal God je helpen met een andere kracht van vijfduizend engelen, allemaal prachtig (en of duidelijk gemarkeerd) gekleed.  Het zenden van de engelen is een blij nieuws van uw Heer, zodat u meer vertrouwen in Hem zou hebben. Geen enkele overwinning is echt tenzij ze van God komt, de Majestueuze en Alwijze.' Koran 3:124-126

 

 

'Degenen die het geloof verwerpen, - noch hun bezittingen, noch hun (talloze) nageslacht zullen hen iets tegen God baten: zij zullen metgezellen van het Vuur zijn, daarin wonend (voor altijd).' Wat ze in dit leven doorbrengen, is als de ijzige wind die de boerderijen kan treffen en vernietigen van de mensen die zichzelf onrecht hebben aangedaan. God heeft hen geen onrecht aangedaan, maar ze hebben zichzelf onrecht aangedaan. Gelovigen, stel uw privacy niet bloot aan de ongelovigen. Ze houden ervan je te misleiden en zien dat je ernstig wordt geschaad. Tekenen van vijandigheid uit hun mond zijn al hoorbaar, maar wat ze in hun hoofd verbergen is nog erger. We hebben Ons bewijs zeker duidelijk gemaakt, als je het maar in overweging zou nemen. Er zijn mensen van wie je houdt, maar zij houden niet van jou, ondanks je geloof in alle (hemelse) Boeken. Als ze je ontmoeten Ze verkondigen geloof als ze je ontmoeten, maar privé bijten ze boos naar je. Zeg tegen hen: "Verdwijn in uw woede! God weet heel goed wat er in ieders hart is"'. Koran 3:116-119

 

 

 

'Kan een persoon, die weet dat wat jou door jouw Heer is geopenbaard de waarheid is, gelijkgesteld worden aan een blinde? Alleen degenen die begrip hebben, letten op. Degenen die hun belofte aan en een verbond met God nakomen, die alle juiste relaties onderhouden die God hen heeft geboden te onderhouden, die hun Heer vrezen en de ontberingen van de Dag des Oordeels,  die geduld oefenen om Gods welbehagen te verwerven, die standvastig zijn in gebed, die privé en in het openbaar geld uitgeven voor de zaak van God, en die het kwade met het goede weghouden, zal een zalig einde hebben. Ze zullen worden toegelaten tot de tuinen van Eden, waar ze voor altijd zullen leven met hun rechtschapen vaders, echtgenoten en nakomelingen. De engelen zullen door elke poort naar hen toekomen en zeggen: "Vrede zij met u voor alles wat u geduldig hebt doorstaan. Gezegend is de beloning van het Paradijs."' Koran 13:19-24

 

 

'God heeft op Zijn bevel de dag en de nacht, de zon en de maan en alle sterren aan u onderdanig gemaakt. Hierin ligt het bewijs van de waarheid voor mensen van begrip. Alles wat Hij voor u op aarde heeft geschapen, heeft verschillende kleuren. Hierin is het bewijs van de Waarheid voor de mensen die er acht op slaan. Het is God die de oceanen tot uw beschikking heeft gesteld, zodat u daarin verse vis als voedsel en ornamenten kunt vinden om u mee te versieren. U zult schepen vinden die voor u varen, zodat u kunt reizen op zoek naar de gunsten van God en Hem kunt danken. God heeft de bergen op aarde bevestigd, opdat u niet zou worden weggeslingerd als het beving. Daarin heeft Hij ook rivieren en wegen gemaakt, zodat je je weg zult vinden. Ook de sterren en andere tekens helpen mensen de weg te vinden. Is degene die kan scheppen gelijk aan degene die niets kan scheppen? Waarom overweegt u dan niet? Zelfs als je al Gods zegeningen zou willen optellen, zou je dat niet kunnen. God is Vergevensgezind en Barmhartig. God weet alles wat je verbergt of onthult. En degenen die zij aanroepen, buiten God om, hebben niets geschapen, en zij zijn zelf geschapen, dood, niet levend; en weten niet wanneer ze zullen worden grootgebracht. Uw God is één God. En zij die niet in de komende wereld geloven, ontkennen hun hart en zijn trots geworden. Zonder twijfel weet God wat ze geheim houden en wat ze publiceren; Hij houdt niet van degenen die trots worden. En wanneer tot hen wordt gezegd: 'Wat heeft jouw Heer neergezonden?' ze zeggen: 'Sprookjes uit de oudheid.' Koran 16:12-24

 

'Weet dat het wereldse leven slechts een spel is, een tijdelijke aantrekkingskracht, een middel tot opschepperij onder elkaar en een plaats om uw rijkdom en kinderen te vermenigvuldigen. Het is als de regen die planten voortbrengt die aantrekkelijk zijn voor de ongelovigen. Deze planten bloeien, worden geel en worden dan geplette stukjes stro. In het hiernamaals zal er zware kwelling of vergeving en genade van God zijn. Het wereldse leven is slechts een illusie.  Ren naar vergeving van uw Heer en een hof waarvan de breedte is als de breedte van hemel en aarde, gereedgemaakt voor degenen die in God en Zijn boodschappers geloven. Dat is de milddadigheid van God; Hij geeft het aan wie Hij wil; en God is van overvloed overvloedig.  Koran 57:20-21

 

'God vertelt een gelijkenis waarin er een gezelschap is van twistzieke mensen en slechts één van hen is goed gedisciplineerd. Kunnen ze als gelijkwaardig worden beschouwd? Alleen God verdient alle lof. Sterker nog, de meesten weten het niet.' Koran 39:29

 

 

'En als het Ons had behaagd, zouden Wij hem daardoor zeker hebben verheven; maar hij klampte zich vast aan de aarde en volgde zijn lage verlangen, dus zijn gelijkenis is als de gelijkenis van de hond; als je hem aanvalt, laat hij zijn tong los; en als je hem met rust laat, hangt hij zijn tong uit; dit is de gelijkenis van de mensen die Onze mededelingen afwijzen; vertel daarom het verhaal dat ze kunnen weerspiegelen. Slecht voorbeeld zijn mensen die Onze tekenen verwerpen en hun eigen ziel onrecht aandoen.' Koran 7:176-176

 

'Vertel hun de gelijkenis van twee mannen: voor een van hen hebben Wij twee tuinen met wijnstokken voorzien en hen omringd met dadelpalmen; tussen de twee plaatsten Wij korenvelden. Elk van die tuinen bracht zijn opbrengst voort, en faalde daarin niet in het minst: in het midden daarvan lieten Wij een rivier stromen. Beide tuinen zouden tot hun volle capaciteit vruchten voortbrengen. Wat er ook werd geproduceerd, was van hem. Tegen zijn vriend riep hij uit: 'Ik heb meer rijkdom en meer mankracht dan jij.' Hij ging ten onrechte zijn tuin binnen en zei: "Ik denk niet dat dit (eigendom) ooit zal vergaan, noch denk ik dat er een Dag des Oordeels zal zijn. Zelfs als ik voor mijn Heer zal worden gebracht, verdien ik zeker een beter plaats dan deze." Zijn metgezel zei tegen hem terwijl hij met hem redetwist: Gelooft u niet in Hem Die u uit stof heeft geschapen, daarna uit een klein zaadje, en heeft Hij u toen tot een volmaakt mens gemaakt? Maar zie, Hij is God, mijn Heer, en ik zal niemand met mijn Heer verbinden. Als je je tuin binnengaat, had je moeten zeggen: "Dit is wat God heeft gewild; alle macht behoort Hem toe. tuin met een bliksemschicht uit de lucht om er een dorre grond van te maken, of de beekjes in je tuin zo onder de grond te laten verdwijnen dat je ze nooit meer zult kunnen vinden. (Zeker, de rijke) vruchten werden allemaal vernietigd en hij begon zijn handen te wringen van verdriet om alles wat hij in zijn tuin had geïnvesteerd. Hij ontdekte dat zijn tuin tot aan zijn hekjes was omgevallen en zei: "Zou ik niet hebben gedacht dat iets gelijk is aan mijn Heer." Hij had niemand behalve God om hem helpen, noch kon hij zelf enig succes boeken. In zo'n hulpeloosheid realiseert de mens zich dat God de ware Behoeder is en Zijn beloningen en beloningen de beste zijn.' Koran 18:32-44

 

 

 

'..Vertel ze;   "Het wereldse leven lijkt op de (seizoens)planten die bloeien met behulp van het water dat God uit de lucht zendt. Na een korte tijd vervagen ze allemaal en de wind verstrooit ze (en verandert ze in stof). God heeft macht over alle dingen. Rijkdom en kinderen zijn een sieraad van het leven van deze wereld; en de altijd blijvende, de goede werken, zijn beter bij uw Heer in beloning en beter in verwachting. Op de dag dat Wij de bergen zullen laten reizen rond en de aarde om te veranderen in een genivelleerde vlakte, We zullen ook alle mensen samenbrengen. Niemand zal achterblijven. Ze zullen allemaal opgesteld worden in de aanwezigheid van jouw Heer die hen zal vertellen: "Ondanks je geloof dat er zou nooit een Dag des Oordeels zijn, jullie worden allemaal in Onze aanwezigheid gebracht alsof Wij jullie voor de eerste keer hebben geschapen. U geloofde dat onze belofte nooit zou uitkomen." En het Boek zal op zijn plaats worden gezet; en u zult de zondaars bevreesd zien voor wat erin staat, en zeggen: 'Helaas voor ons! Hoe gaat het met dit Boek, dat het laat niets achter, klein of groot, maar het heeft het genummerd?' En zij zullen alles vinden wat zij hebben gemaakt, en uw Heer zal niemand onrecht aandoen.' Koran 18:45-49

 

 

 

'God vertelt een gelijkenis over een hulpeloze dienaar en iemand aan wie Hij eervolle voorzieningen heeft gegeven en die privé en in het openbaar heeft uitgegeven voor de zaak van God. Kunnen deze twee mensen als gelijk worden beschouwd? Alleen God verdient alle lof, maar de meeste mensen weten het niet.' Koran 16:75

 

'God vertelt een gelijkenis over twee mannen. Een van hen is dom en nutteloos en een last voor zijn vriend. Waar hij ook gaat, hij komt terug met niets. Kan hij worden beschouwd als gelijk aan degene die gerechtigheid handhaaft en het rechte pad volgt?' Koran 16:76

 

 

Aan God behoren alle geheimen van de hemelen en de aarde. God heeft maar een oogwenk of zelfs minder nodig om het tot de Dag des Oordeels te maken. God heeft macht over alle dingen.' Koran 16:77

 

 

 

'Als God water uit de lucht laat stromen en overstromingen door de valleien stromen, stijgen bepaalde hoeveelheden schuim op het oppervlak van het vloedwater. Dit is vergelijkbaar met dat schuim dat opstijgt als je iets blootstelt aan de hitte van een vuur om ornamenten te maken of om andere redenen. Voor God zijn Waarheid en leugen als deze voorbeelden. Het schuim verdwijnt maar wat voor de mens voordelig is, blijft in het land. Zo bedenkt God Zijn gelijkenissen.' Koran 13:17

 

 

 

'De mensen van het Paradijs en de hel zijn niet gelijk; de mensen van het Paradijs zijn de succesvollen. Als Wij deze koran op een berg hadden neergezonden, zou je hem hebben zien vernederen en uiteenscheuren uit vrees voor God. Dit zijn gelijkenissen die Wij de mensen vertellen, zodat ze misschien zullen nadenken.' Koran 59:21

 

 

 

  'God heeft een gelijkenis gevonden voor de ongelovigen - de vrouw van Noach en de vrouw van Lot; want ze waren onder twee van Onze rechtvaardige dienaren, maar ze verraden hen, dus baatten ze hen helemaal niets tegen God; dus werd er gezegd: 'Ga binnen, jullie twee, het Vuur met degenen die binnenkomen.' Koran 66:10

 

 

 

'God heeft een gelijkenis gemaakt voor de gelovigen - de vrouw van Farao, toen ze zei: 'Mijn Heer, bouw voor mij een huis in het Paradijs, in Uw aanwezigheid, en verlos mij van Farao en zijn werk, en verlos mij van het volk van de boosdoeners.'   Koran 66:11

 

 

'

Hij heeft ook, als een gelijkenis, het verhaal verteld van Maria, de dochter van Imran die haar maagdelijkheid bewaarde en (in wiens schoot) Wij Onze geest blies. Ze liet de woorden van haar Heer en de voorspellingen in Zijn Boeken uitkomen. Ze was een gehoorzame vrouw.' Koran 66:12

 

 

 

'God heeft u deze gelijkenis over uzelf verteld: kunnen uw slaven uw rijkdom gelijkelijk met u delen en kunt u hen vrezen zoals u uzelf vreest? Zo verduidelijken Wij het bewijs (van de waarheid) voor de mensen van begrip. Nee, de onrechtvaardigen volgen (slechts) hun eigen lusten, verstoken van kennis. Maar wie zal degenen leiden die God op een dwaalspoor laat? Voor hen zullen er geen helpers zijn.' Koran 30:27-28

 

 

'O mannen, er is een gelijkenis ontstaan; dus luister ernaar. Voorzeker, degenen die u roept, buiten God om, zullen nooit een vlieg scheppen, ook al hebben ze zich verenigd om het te doen; en als een vlieg hen van iets zou beroven, zouden ze het nooit van hem redden. Zwak zijn inderdaad zowel de zoeker als de gezochte!' Koran 22:73

 

 

 

'Een gelijkenis van de tuin die aan degenen die (tegen het kwaad) bewaken is beloofd: Daarin zijn rivieren van water dat niet verandert, en rivieren van melk waarvan de smaak niet verandert, en rivieren van drank heerlijk voor degenen die drinken, en rivieren van honing verduidelijkt en voor hen zijn daarin alle vruchten en bescherming van hun Heer. (Zijn deze) als degenen die in het vuur verblijven en die kokend water moeten drinken zodat het hun ingewanden verscheurt.' Koran 47:15

 

 

'En een belaste ziel kan de last van een ander niet dragen en als iemand, gebukt onder een last, zou roepen om (een ander om zijn last te dragen), zal er niets van worden gedragen, ook al is hij nabije verwanten. Je waarschuwt alleen degenen die hun Heer in het geheim vrezen en blijven bidden; en wie zichzelf reinigt, reinigt zichzelf alleen voor (het welzijn van) zijn eigen ziel; en tot God is de uiteindelijke komst.' Koran 35:18

 

 

'We boden het vertrouwen aan de hemel en de aarde en de bergen, maar ze weigerden het te dragen en waren er bang voor; en de mens droeg het. Hij is zeker zondig, heel dwaas. Dat God de huichelaars, zowel mannen als vrouwen, en de afgodendienaars, mannen en vrouwen, mag tuchtigen; en dat God zich weer zal keren tot de gelovigen, zowel mannen als vrouwen. God is Vergevensgezind, Al-meedogend.' Koran 33:72-73

 

 

'De gelijkenis van degenen die beschermers tot zich hebben genomen, los van God, is als de gelijkenis van de spin die een huis voor zichzelf neemt; en zeker het zwakste huis is het huis van de spin, wisten ze dat maar. God weet wat ze ook aanroepen buiten Hem om; Hij is de Almachtige, de Alwijze.' Koran 29:41-42

 

 

 

'God aarzelt niet om gelijkenissen op te stellen van wat dan ook, zelfs niet van een mug. De gelovigen weten dat het de waarheid van hun Heer is, maar degenen die de waarheid ontkennen, zeggen: "Wat bedoelt God met zulke gelijkenissen?" Door zulke gelijkenissen misleidt en leidt God zelfs velen. Hij misleidt echter alleen de boosdoeners' Koran 2:26

bottom of page